|
Hoe werkt het? Een aflossingsvorm voor ploegen van vier lopers. De training vangt aan met een massastart. In zijn eenvoudigste vorm (zie schema) wordt er gelopen van aflossingspunt naar aflossingspunt. De lopers 1 en 4 staan aan het eerste aflossingspunt (A). Na de start loopt loper 1 naar het tweede aflossingspunt (B) waar hij afgelost wordt door loper 2 die op zijn beurt naar het derde aflossingspunt (C) loopt, enz. tot elke loper terug aan zijn startpunt staat.
Doel van de training? De stress van een aflossingswedstrijd simuleren. Het wachten op de andere loper, de aflossing, een andere loper volgen, gevolgd worden, enz. komen meermaals aan bod.
Voorbereiding? Stel ploegen samen. De ploegen zouden zodanig moeten samengesteld worden dat ze ongeveer van eenzelfde niveau zijn zonder dat de verschillende lopers daarom van een gelijk niveau moeten zijn. Maak dan een oefening in de gegeven vorm. Je kan natuurlijk ook enkele posten leggen tussen de verschillende aflossingspunten. Maak de benen (omloopjes) echter niet te lang om de wachttijden te beperken.
Hoe aanpassen voor jongeren? Doe de oefening in een eenvoudig parkterrein en plaats de posten bij eenvoudige merkpunten.
Hoe moeilijker maken? De terreinkeuze bepaalt voor het grootste deel de moeilijkheid van de oefening. Let echter op het doel niet voorbij te schieten. De nadruk ligt op het beleven van de stress tijdens een aflossingswedstrijd. Als je de oefening te moeilijk maakt loop je de kans dat er veel gezocht gaat worden waardoor het tempo daalt en de lopers op de aflossingspunten langer gaan moeten wachten.
Wie wint? De ploeg waarvan loper 4 het eerste terug aan het eerste aflossingspunt (A) is.
Besluit? Een aflossingswedstrijd van korte duur maar met een grote stressfactor doordat elke loper meerdere keren moet lopen. Ideaal om de lopers aan te sporen het uiterste te geven.
|