Sommige oriënteerders zijn echt bedreven in het zien van het terrein doordat ze de hoogtelijnen goed begrijpen. Zij zien het terrein op en neer gaan voor hen. Anderen slagen er niet in om het bruine “spinnenweb” op de kaart te ontwarren. En, het reliëf proberen uit te leggen op papier is ook niet eenvoudig.
De beste manier om inzicht te krijgen in het vertalen van de "echte" hoogtelijnen naar de "getekende" hoogtelijnen op de kaart blijft in reliëfrijke gebieden te gaan wandelen en trachten zoveel mogelijk het terrein te herkennen.
Het reliëf zien is moeilijk (zie ).
Zelfs ervaren oriënteerders hebben het vaak nog moeilijk
een volgweg uit te stippelen door gebruik te maken van de hoogtelijnen (merkpunten in het reliëf) en vallen terug
op het volgen van paden (als er al paden zijn). Proberen we hier dus eens verandering in te brengen.
Er is natuurlijk nog een groot onderscheid tussen terreinen met een
sterk uitgesproken reliëf (zoals bv. de Ardennen) en gebieden met veel fijn reliëf (zoals bv. de duinrijke bossen
in Limburg). Beginnen we met duidelijk uitgesproken reliëfvormen.
Helaas "verbergen" de meeste terreinen hun hoogtelijnen beter dan deze typische terrassen. Hiernaast
geeft elk terras je een hoogtelijn zoals je die op een kaart zal terugvinden. Het is nu de kunst deze hoogtelijnen ook te
zien zonder de terrassen.
Proberen we in eerste instantie echter een terrein te zien in deze typische
terrasvorm om het reliëf beter te begrijpen. Wat springt in het oog op de foto? De top van de berg natuurlijk. Een
duidelijk gesloten hoogtelijn in de vorm van een eilandje. Dit zijn de hoogste punten van de kaart.
Bovendien weet je dat rivieren en beken altijd in een dal stromen. Dit zijn de laagste punten van de kaart.