Een kaart is een vertikale projectie van het terrein. Je kan dit het best zien aan de hand van een luchtfoto. Hieronder een voorbeeld:
Het grote verschil tussen een oriëntatiekaart en andere kaarten is de graad van detaillering. Waar de meeste andere kaarten zich beperken tot de grote merkpunten op het terrein zoals wegen, gebouwen, waterlopen gaan oriëntatiekaarten veel verder. Vermits het juist de bedoeling is wegen en paden te verlaten worden ook alle details opgenomen die de loper kunnen helpen. Ook het reliëf wordt veel beter uitgewerkt. Hieronder wederom een voorbeeld:
Bij oriëntatiekaarten staat de doorloopbaarheid van het terrein centraal. Het grootste verschil met andere topografische kaarten is dat de basiskleur wit is en dat staat voor een goed doorloopbaar bos. Dit is bewust zo gekozen opdat men zoveel mogelijk details zou kunnen tekenen in het bos. Of heeft de keuze van de witte kleur iets te maken met onderstaande bewering uit een strip van "Robin Hood"?
De groene kleur geeft de doorloopbaarheid van de bossen aan. Naarmate de doorloopbaarheid afneemt verandert de kleur van licht groen/lichte loophinder (slow-run) naar midden groen/sterke loophinder (walk) tot donkergroen-niet doorloopbaar (fight) Groene arceringen duiden op grondbegroeiing die zowel in bossen als in open terrein kan voorkomen. Hoe meer groen je dus op de kaart ziet, hoe moeilijker het is om door het terrein te lopen.
De gele kleur geeft de open gebieden aan. Hoe meer geel er op je kaart voorkomt, hoe opener het terrein is. Open gebieden zijn onder meer heide, gekapte gebieden, weiden, akkers, zandvlakten, enz. Naarmate de doorloopbaarheid van het open land (bv. weide) afneemt wordt de kleur helderder zoals ruw open land (bv. heide). Gebieden met verspreide bomen worden “half open” gebieden genoemd.
Opmerking: Akkers kunnen in bepaalde seizoenen verboden te doorkruisen zijn.
Blauw duidt op water. Overal waar de blauwe kleur gebruikt wordt, vind je water op het terrein. Voorbeelden zijn beken, vijvers, moerassen, enz. Hoe blauwer de kaart, hoe natter het terrein in werkelijkheid is.
Opmerking: Water omrand met een zwart lijntje is ondoorwaadbaar. Je moet er rond lopen of een brug over een beek of rivier nemen.
De bruine kleur duidt erop dat het terrein oneffen is, dus dat het op en neer gaat. Hoogtelijnen worden met bruine lijntjes op de kaart weergegeven. Speciale tekens worden gebruikt om kuilen, grachten en kleine topjes (een hoop) weer te geven.
Opmerking: De bruine kleur wordt ook gebruikt om verharde wegen in te kleuren (zie bovenstaande kaart).
Zwart is misschien wel de belangrijkste kleur van de kaart aangezien de meeste kaarttekens in het zwart weergegeven worden. Velen zijn bovendien goed om te volgen door een oriënteerder. Tekens voor wegen, paden, stenen muren, spoorwegen, hoogspanningen, omheiningen, begroeiingsgrenzen en rotsen zijn maar enkele voorbeelden van kaarttekens in de zwarte kleur.
Opmerking: Soms kom je ook een grijze kleur tegen. In het bos duidt dit op steenvelden.
Het basisinstrument voor een oriëntatieloper is natuurlijk zijn kaart. Je hebt ondertussen al wel door dat de kennis van de kaart en de gebruikte symbolen een absolute noodzaak is. Het referentiedocument aangaande de symboliek is de IOF-versie van 2000. Dit document kan je vinden op de website van IOF (www.orienteering.org) of in de documentenmap. Daar vind je ook een samenvatting van de symbolen, gebundeld in een legende.
Het is interessant even stil te staan bij de visie van het IOF omtrent de kaarten. Hierbij een uittreksel:
Een interessante educatieve site (in het Engels) is deze van "Orienteering Australia". In een 15-tal fiches krijg je aan de hand van 3D-beelden informatie over de symbolen op een IOF-kaart.
Je vindt er ook een fotoreeks met de kaartsymbolen om je bijvoorbeeld het verschil tussen de begroeiingssoorten duidelijk te maken.
Een andere interessante site (in het Duits) is deze van "sCOOL" (www.scool.ch//). Deze Zwitserse site heeft als doel de oriëntatiesport te promoten, voornamelijk op scholen.
Je vindt er een heleboel fiches met oefeningen onder "It'sCOOL Arbeitsblätter" bij "Lehrmittel/Übungen"
Het is primordiaal de betekenis van de symbolen en de kleuren goed te kennen. Zoals reeds gezegd is de symboliek voor een oriëntatiekaart overal ter wereld dezelfde. De taal kan misschien een probleem opleveren. Wie begrijpt de hier naast staande tekst? Maar, als je de symbolen goed kent heb je die tekst niet nodig. Studeren is de boodschap.
Niets kan natuurlijk een werkelijk beeld vervangen van op het terrein. Niettemin denk ik dat volgende oefeningen jullie kunnen helpen:
Hieronder nog enkele oefeningen die geïnspireerd zijn op de oefeningen die te vinden zijn op de site van fortnet: www.fortnet.org/icd/mst: