Een wedstrijd lopen om te winnen

Als je als loper aan een wedstrijd deelneemt doe je dit met een doel. Dit kan gaan van je amuseren tot lopen om te winnen. Dit hoofdstuk richt zich zeker niet enkel tot de toppers maar tot iedereen die zich wil verbeteren. Eerst komen al eerder besproken technieken even aan bod, vooral om je kaart te lezen, vooruit te kijken en snel te werken aan de posten (zie en ). Als je deze technieken beheerst en constant toepast, zal je zeker een goed resultaat kunnen behalen. Daarnaast komen nog enkele bijkomende elementen (uitgebreid) aan bod die een bijkomende tijdswinst kunnen opleveren (alsof je nog niet genoeg aan je hoofd hebt tijdens een O-loop).

Wat je niet in dit hoofdstuk vindt, zijn looptraining, psychische begeleiding, voeding, enz. Deze aspecten zijn ook belangrijk maar hierover bestaat al voldoende gespecialiseerde literatuur.

Je voorbereiden op een wedstrijd: voor een wedstrijd kan je best je laatste 5 wedstrijdverslagen overlopen en de belangrijkste lessen onthouden. Bekijk je omloop van een vorige wedstrijd op dezelfde kaart. De omstandigheden waarin je toen mogelijk een fout maakte, kunnen je helpen een nieuwe fout te voorkomen. Als je een verslag gemaakt hebt (zie ), dan staan daar ook nog nuttige tips in over de kaart, het terrein, enz.

Techniek en tactiek: over welke kenmerken moet je beschikken als goede oriënteerder? Wel, je moet op elk moment van de wedstrijd kunnen beslissen hoe en langs waar je zal lopen om zo min mogelijk tijd te verliezen. Je moet altijd weten aan welke snelheid je kan of moet lopen. De mogelijke technieken, de hoe en langs waar zijn uitvoerig besproken in de vorige hoofdstukken (zie tot ). Tactiek is nu de kunst om deze technische vaardigheden tijdens de wedstrijd toe te passen en te kunnen beslissen, de juiste keuze te maken qua techniek en snelheid, aangepast aan de situatie. Tactiek is bovendien ook je houding ten opzichte van concurrenten in het bos.

uitroepteken Het doel is dat je telkens een goede wedstrijd loopt en niet van tijd tot tijd.

Motivatie: natuurlijk spelen psychische elementen ook mee voor het behalen van een goed resultaat. Je motivatie en je drang om te winnen duwen je om voluit te gaan en te winnen. Laat de moed nooit zakken. Denk eraan, als het voor jou moeilijk is, is het ook moeilijk voor de anderen (of dit nu technisch of fysiek is).

Je loopsnelheid: vanaf een zeker technisch niveau kan elke oriënteerder een foutloze wedstrijd lopen. Het probleem is te weten aan welke snelheid jij moet lopen om te kunnen winnen. Als je te snel loopt zal je fouten maken. Het aanpassen van je loopsnelheid aan de situatie om géén fouten te maken is zeer moeilijk.

Je loopsnelheid wordt ook beïnvloed door een aantal psychische factoren zoals je concentratie, je nervositeit (de spanning), je motivatie, je ervaring, je zelfvertrouwen, je training, enz. Zorg in elk geval dat je een goed ritme vindt, dat je een loopsnelheid aanneemt die je toelaat je technieken goed toe te passen, dat je vooruit blijft kijken, je wegkeuzes op voorhand maakt, dat je weet in welke richting je moet vanaf de post en goede routines aanhoudt op de post. Als je het goede ritme verliest, verlies je het initiatief en voorzie je de moeilijkheden niet meer. Je beheerst dus de problemen niet meer, je ondergaat ze. Loop dus altijd aan een snelheid zodat je altijd weet “waar ga ik nu heen?” en nooit “waar ben ik?”.

uitroepteken Loop niet sneller dan je kan kaartlezen!

Een wedstrijd lopen om te winnen

Regelmaat: een wedstrijd is opgebouwd uit verschillende stukken. Elk stuk is één probleem. Oriënteren houdt dus in een reeks “stukken” sneller af te leggen dan je concurrenten m.a.w. een serie problemen het snelst oplossen. Het is interessant te zien hoe moeilijk het in een wedstrijd is om de snelste te zijn op een stuk (bv. via de splittimes - zie ), het is veel eenvoudiger bij de besten te zijn. Als je probeert de ganse tijd zo snel mogelijk te zijn, zal je op bepaalde stukken misschien de snelste zijn, maar loop je het risico ook een aantal slechte stukken te hebben. Als je een beetje extra tijd neemt (je snelheid aanpast) zal je misschien op geen enkel stuk de snelste zijn maar je zal nooit ver achter de snelste zijn en deze regelmaat is vaak lonend om de wedstrijd te kunnen winnen..

Doseer: voorkom om vroeg in de wedstrijd in zuurstofnood te raken. Pas je snelheid aan de terreinmoeilijkheden aan. Dwing jezelf, als je vermoeid bent, gemakkelijkere volgwegen te kiezen. Vermoeidheid leidt tot fouten omdat je minder gaat vooruit werken en je slordiger wordt in de nabijheid van de posten.

uitroepteken Doseer je krachten om vooruit te kunnen blijven plannen.

Werk systematisch: een gouden regel: ga systematisch te werk! Train een routine voor elk been tot dit een automatisme wordt:

  1. 1. De post: plan vanaf de post (het aanvalspunt) naar achteren toe (zie ). Vanuit welke richting is het het beste om de post te benaderen? Wat is een veilig aanvalspunt? De keuze van een aanvalspunt is bepalend voor de volgende stap.
  2. 2. De volgweg: het doel is een goede weg te vinden naar het aanvalspunt, bij voorkeur een weg langs duidelijke lijnmerkpunten waarlangs je kan oriënteren aan hoge snelheid.
  3. 3. De techniek: na de keuze van de volgweg moet je de gepaste techniek bepalen voor elk deel. Ga je ruw oriënteren aan hoge snelheid of fijn oriënteren en nauwkeurig de kaart lezen? Is het nuttig om je passen te tellen? Enz.

grap Herken verraderlijke posten: op de kaart kan je de posten opsporen die meer aandacht en een voorzichtige aanpak vragen:

  • De stoplijn ligt ver achter de post.
  • De post is zodanig geplaatst dat hij niet van ver te zien is bv. in een put, inzinking, gracht, …
  • Het reliëf vertoont géén duidelijke herkenningsvormen.
  • De posten staan op een steile helling.
  • De zone rond de post is moeilijk te zien bv. dichte begroeiing, zeer sterk uitgesneden terrein, grote rotsblokken, een post achter een kam, …

uitroepteken De plaats van de post bepaalt dikwijls de beste volgweg! Hoe moeilijker de post, hoe groter de omweg mag zijn naar een zeker aanvalspunt. Als je het risico op een fout aanzienlijk kan verminderen door een dergelijk langer traject kan deze keuze alleen maar winst opleveren.

Een wedstrijd lopen om te winnen

hagar Elementen die een rol spelen bij het zoeken van een volgweg:

  1. 1. Welke zijn de snelle volgwegen weg van de post?
  2. 2. Welke richting moet ik volgen om zonder probleem aan het aanvalspunt te geraken?
  3. 3. Zijn er goede mogelijkheden via paden?

Deze vragen zouden je moeten helpen het aantal mogelijkheden te beperken. In bepaalde omstandigheden kunnen tactische bedenkingen (krachten sparen, veiligheid laten primeren) de technische keuze beïnvloeden en zelfs een rol spelen in het zoeken naar volgwegen bv. omwille van de vermoeidheid. Techniek en tactiek bepalen samen de beste wegkeuze.

uitroepteken Zoek de eenvoud: maak de opgave zo eenvoudig mogelijk van start tot aankomst.

Enkele terreintips:

  • Wees niet bang voor natte voeten. In dichte bossen of bossen met veel grondbegroeiing lopen vaak beken. Het is eenvoudiger en sneller erdoor te lopen dan erlangs te lopen.
  • In heidegebieden heb je vaak kleine paadjes die gemaakt worden door de dieren. Ze lopen meestal over de toppen of de heuvelruggen.

Mogelijke situaties waar een concurrent je (ongewild) kan helpen: tijdens een wedstrijd kunnen er zich situaties voordoen waar je mogelijk hulp zou kunnen krijgen van een andere loper om de post te vinden. Veelal komt dit omdat de baanlegging niet optimaal is. Je zou in staat moeten zijn deze situaties op te sporen en te zien of je van deze mogelijkheid gebruik gaat maken of niet (dit is het verhaal van de boswachter en de stroper - zie ruggen bij banen leggen - ).

Hieronder enkele voorbeelden: in het linkervoorbeeld kan je kiezen hoe je rond de vijver zal lopen. Dat maakt eigenlijk niet veel uit. Alhoewel: via de zuidelijke route is de kans groter een concurrent A tegen te komen op weg naar post 5, hij zal je helpen post 4 te vinden. In het rechtervoorbeeld kan je het risico nemen door te steken in de richting van de post als je een concurrent A langs de grachten ziet lopen (de veilige wegkeuze). Hij is jouw opvang om post 4 onmiddellijk te vinden.

voorbeeld 1 voorbeeld 2

Een wedstrijd lopen om te winnen

klein gezichtsveld Verbreed je gezichtsveld: bij het kiezen van een volgweg mag je niet te "eng" kijken. Je mag je blik op de kaart niet beperken tot het zoeken van een oplossing dicht bij de rode lijn. In dit voorbeeld kan je via ruw-O perfect bij de post geraken. Maar, de grondbegroeiing tussen de 2 weiden kan je vertragen. Langs de tweede weide lopen kan ook loophinder opleveren tenzij je over de lage omheining zou klauteren.

groot gezichtsveld Is er géén alternatieve oplossing? Verbreed je gezichtsveld en er verschijnt een pad dat je van de ene post naar de andere post brengt, zonder hindernissen en waarbij je je snelheid maximaal kan houden.

Hoe moeilijker het terrein, hoe meer je je er kan aan verwachten grote omwegen te moeten maken. Je moet een groot gebied bekijken op zoek naar mogelijke snelle en eenvoudige volgwegen. De zekerste weg is ook vaak de snelste weg.

uitroepteken Loop met je hoofd omhoog, kijk ver voor je uit, zeker in de nabijheid van de post.

Gebruik opvallende merkpunten om naartoe te oriënteren: je moet opvallende merkpunten onmiddellijk kunnen terugvinden. Ze moeten daarom geïsoleerd en van ver zichtbaar zijn. Het voorbeeld linksonder is een Frans terrein met veel rotsen. Al deze rotsen zijn van ver zichtbaar en het is verleidelijk ze te gebruiken om te oriënteren maar je kan tijd verliezen doordat je moet vertragen (fijn-O). Er is op de kaart echter een ander type merkpunt dat nog opvallender is en geïsoleerd voorkomt: de grote bomen (groene cirkeltjes).

Het Finse terrein rechtsonder is zeer verschillend. Hier zijn de rotsen wel opvallende en alleenstaande merkpunten waarvan gebruik kan gemaakt worden.

voorbeeld 3

Een wedstrijd lopen om te winnen

zicht 1 Gebruik zichtbaarheid op het terrein bij je wegkeuze: via duidelijke opvangmerkpunten (ruw-O) kunnen veel wegkeuzeproblemen opgelost worden. Wereldkampioen Thierry Gueorgiou gaat nog een stap verder en brengt ook de zones van goede zichtbaarheid (mentaal) in kaart om zo de goed onderscheidbare merkpunten te kiezen, alsook zijn volgweg. Deze manier van werken kan je helpen om te kiezen hoe je een post gaat aanvallen. Hier zijn de zones aangeduid vanwaar je de post (of tenminste het merkpunt waar de post bij staat - de rots) moet kunnen zien: vanaf de heuveltoppen en de licht gele gebieden. Je kiest vervolgens je aanvalspunt en je weg naar de post vanuit het oogpunt de post van zo ver mogelijk te kunnen zien staan.

zicht 2 Hiernaast een ander voorbeeld van een zichtbaarheidskaart. Ze geeft de zichtbaarheid weer van twee verschillende merkpunten. Het blauwe gedeelte is voor merkpunt A, de steen in een kleine inloper. Het rode gedeelte is voor de grote heuveltop B die je van ver kan zien. De steen zal je pas kunnen zien van zeer dichtbij. Het zijn dus de merkpunten die je van ver kan zien die je moet kunnen opsporen in je mentale zichtbaarheidskaart.

Het zoeken naar opvallende merkpunten die van ver zichtbaar zijn, geven je de mogelijkheid een wegkeuze te maken waarbij je aan een hoge snelheid en met weinig risico's op een fout en tijdsverlies de post kan vinden. Ter illustratie: je kan met fijn-O onderstaand probleem perfect oplossen: loop langs de natte gracht, door het moeras naar de boom, langs de rots tussen de twee heuvels door, over het pad, opnieuw naar een rots en tussen twee heuveltjes door, enz. Dit vraagt je veel kaartleeswerk en kost je dus tijd om altijd precies te weten waar je bent.

zicht 3

zicht 4 Hoe kan je dit probleem oplossen aan een hogere snelheid en met minder kans op fouten? Als je in gedachten een zichtbaarheidskaart maakt dan zie je dat je via volgweg B, over de drie heuveltoppen, voortdurend een goede zichtbaarheid hebt, zo goed dat je van top naar top kan kijken en zo je snelheid maximaal kan houden.

Akkoord, via volgweg A kan je de eerste heuvel-rots nog van ver zien maar niet vanaf post 1. De andere merkpunten zijn ook duidelijk zichtbaar maar je kan minder ver om je heen kijken, je zichtbaarheid op het terrein is kleiner. Het grote verschil is dat loper A weet waar hij is en dat loper B weet (en ziet) waar hij naar toe moet lopen.

Een wedstrijd lopen om te winnen

Ook in moeilijk terrein kan het probleem van de zichtbaarheid je helpen bij de keuze van een volgweg. Op het eerste zicht zijn er in deze opgave weinig of geen opvallende en alleenstaande merkpunten. Alles lijkt hetzelfde! Het is verleidelijk om de ronde rots als aanvalspunt te gebruiken. Dit kan omdat het een opvallend merkpunt lijkt en het een goede toegang geeft naar de post over de kleine heuvel tussen de rots en de post.

zicht 5 zicht 6

zicht 7a zicht 7b Hoe zit het nu met de zichtbaarheid? De rots is slechts zichtbaar van zeer nabij in een klein gebied (linker kaartje). Je kan hem dus gemakkelijk missen als je niet nauwkeurig genoeg je richting aanhoudt. "OK, maar dan neem ik toch gewoon de heuvel achter deze ronde rots, die is groter en moeilijker te missen". En opnieuw is zichtbaarheid de sleutel. Zowel de ronde rots als de kleine heuvel "staan in de weg" en de heuvel is niet van ver zichtbaar vanuit de richting die je komt (rechterkaartje).

zicht 7c zicht 7d Is er een betere oplossing? De heuveltop rechts van de post is de beste keuze. Door de grotere vlakke zone ten zuiden van de heuvel is deze heuvel van ver zichtbaar uit de richting vanwaar je komt. Een kleine afwijking vormt geen risico en je snelheid kan dus maximaal zijn. Deze heuvel is dus het best zichtbare aanvalspunt. Van daar is het even langs de flank naar de post. Eenvoudig, niet? Ook al zou menig Vlaams oriënteerder waarschijnlijk liever een grote omweg gemaakt hebben via het pad tot achter deze top.

uitroepteken Als je duidelijke en goed zichtbare merkpunten gebruikt om naartoe te oriënteren kan je (en moet je) alle andere details negeren.

Een wedstrijd lopen om te winnen

Hieronder nog een voorbeeld. Ook hier geven zichtbaarheid en onderscheidbaarheid van merkpunten (en de post) de doorslag. Op het eerste zicht is het gemakkelijk de flank van de heuvel te volgen tot aan een duidelijke top. De zichtbaarheid is goed. Vanaf daar is het moeilijk oriënteren naar de post toe maar vooral is de post slecht zichtbaar vanuit deze richting. Je kan dus beter doorsteken naar de andere heuvel. Daar kan je de kleine vallei nemen en rond de heuvel naar de post lopen. Vanuit deze richting is de post beter zichtbaar.

zicht 8

uitroepteken Bekwaam zijn om snel een mentaal beeld te vormen van het terrein met zichtbaarheid op alle opvallende merkpunten is een sleutel tot succes.

Volgen en/of gevolgd worden: Vermits lopers van eenzelfde reeks een identieke omloop moeten afleggen, valt het voor dat twee of meerdere lopers samen komen tijdens de wedstrijd en deze samen verderzetten. Meestal vormt een groepje zich als een zwakkere loper een sterkere probeert te volgen. De koploper verricht dan al het kaartleeswerk. Het kan ook zijn dat lopers van eenzelfde niveau samenkomen en elkaar ondersteunen. In het ideale geval winnen de betrokkenen tijd. Als de volgers volledig vertrouwen op het kaartlezen van de koploper kan het zijn dat ze hem blind volgen in zijn omwegen en fouten. Als je gelost wordt kan het je minuten kosten om je positie terug te vinden op de kaart.

Als koploper moet je opletten je NOOIT te laten afleiden door je volgers. Ze zullen minder goed geklasseerd zijn en ze zijn dus niet belangrijk. NOOIT proberen ze kwijt te raken met een risicovolle zet, de gevolgen zouden dramatisch kunnen zijn.

vlinder Volgen wordt door de IOF aanzien als een "plaag". Allerlei pogingen zijn al ondernomen om lopers die samen komen opnieuw uit elkaar te krijgen. Zo is er het "vlindertje" (zie voorbeeld). De lopers moeten de mini-omloopjes in een verschillende volgorde doen.

Verder zijn er Micro-O en Macro-O (zie ) als recente pogingen om mogelijk "vals spelen" tegen te gaan.

Een wedstrijd lopen om te winnen

Zelfs toppers volgen! Uit een onderzoek in 2008 blijkt dat de wereldelite er niet voor terugdeinst om te volgen. Er worden zelfs middelen ontwikkeld om dit aan te tonen. Hieronder een uittreksel uit een wedstrijd. De blokjes in eenzelfde kleur geven de lopers aan die samen liepen (omdat ze meerdere posten aandeden binnen een tijdsinterval van 15 seconden). De cijfers geven de positie aan van de loper (in de wedstrijd) aan die post. Vetgedrukte cijfers geven aan welke loper als eerste de post nam. In onderstaand voorbeeld heeft de winnaar (E) duidelijk voordeel gehad van een concurrent (D hing in tweede positie aan post 1 en viel terug naar een zesentwintigste plaats) die een fout gemaakt heeft aan post 2.

Het is misschien niet sportief om te volgen maar als je concurrent een goede wegkeuze maakt, ga je toch niet bewust een andere volgweg zoeken! Blijf in elk geval geconcentreerd en volg niet blindelings.

tabel

Aanvallen: tijdens een O-loop hou je meestal een constante snelheid aan, typisch voor uithoudingswedstrijden. “Demarrages” zoals in het wielrennen kennen we onder normale omstandigheden niet. Je moet dus enkel aan een aanval denken als je je wil ontdoen van een volger.

Tijdens een aflossingswedstrijd of in wedstrijden met een jachtstart (in meerdaagse wedstrijden), dus in een rechtstreeks gevecht, kunnen versnellingen het gepaste middel zijn om de wedstrijd te beslissen.

Een aanval kan slechts vruchten afwerpen als hij ingegeven is door een diep veiligheidsgevoel. Vlak na een fout gemaakt te hebben, is daarom een slecht moment om de aanval in te zetten. Nochtans zijn er vele lopers die in zo’n geval intuïtief reageren met een ondoordachte aanval die meestal faliekant afloopt door een gebrek aan voorbereiding en reflectie.

uitroepteken Een aanval zet je alleen in als je zeker bent, want aanvallen betekent risico nemen.

start aflossing Tactiek bij een aflossing: normaal gezien heb je géén direct contact met je tegenstanders tijdens een wedstrijd. Je kan het verloop ervan niet volgen zoals bv. in een klassieke loopwedstrijd. Je eigen positie is onbekend. In een aflossing weet je wel wat je positie is. Dit vraagt mogelijk een andere aanpak van de wedstrijd en het nemen van tactische beslissingen. De onzekerheid (wie en wanneer komt de eerste loper uit het bos) en de gedachte een goed resultaat van je ploeggenoten teniet te doen met een slechte wedstrijd verhogen de nervositeit.

Een wedstrijd lopen om te winnen

Aflossingen zijn onderworpen aan eigen wetten. De rechtstreekse strijd brengt extra fysieke belasting met zich mee die soms tot onbegrijpelijke (grote) fouten kan leiden omdat een loper zichzelf wil overtreffen op fysiek of technisch vlak. Daarom mag een aanzienlijke achterstand geen reden zijn om de strijd op te geven en omgekeerd, een grote voorsprong is geen reden om al victorie te kraaien. Een aflossingswedstrijd is pas gewonnen aan de aankomst. Enkele specifieke elementen:

  • De eerste lopers worden met elkaar geconfronteerd: wie heeft dezelfde post, ga ik iemand volgen, word ik gevolgd en wat doe ik er aan, ...
  • De andere lopers moeten de positie van de ploeg verdedigen wat dan weer voor de derde en laatste loper een zware psychische belasting is.
  • Tijdens de volledige duur van de wedstrijd is elke andere loper een rechtstreekse concurrent die jij kan inhalen of die jou inhaalt.
  • Het bepalen van de startvolgorde maakt ook deel uit van de tactische overwegingen. Eerst de sterkste loper laten lopen of die juist als laatste inzetten?
  • Extra belastend is dat het maken van een fout het resultaat van de ploeg nadelig beïnvloedt en niet enkel je eigen resultaat.

Tactische overwegingen aangaande de tegenstanders:

  • Verlies je tegenstander nooit uit het oog.
  • Als je volgt, recht voor je uit kijken en altijd je tegenstander in het “vizier” houden zodat je hem goed kan bijhouden.
  • Als je gevolgd wordt, niet te vaak omkijken, oogcontact vermijden (sterk de concentratie verstorend), eventueel een aanval voorbereiden.
  • Je kan overwegen een aanval te plaatsen maar dit is niet zonder risico. Is dit zinvol als je de eerste loper bent? En als je de laatste loper bent dicht bij de laatste post?

Tactische overwegingen aangaande de omlopen:

  • Hou er altijd rekening mee dat de omlopen op een bepaald ogenblik kunnen splitsen (of samenkomen).
  • Je nooit opjagen in zogezegde oneerlijke “situaties” doordat jouw omloop verschilt van de loper die je wil volgen of omgekeerd, dat de omloop van je tegenstander die jou volgt maar niet wil veranderen. Dit is een nutteloze verspilling van krachten en een aanleiding tot concentratieverlies.
  • Splitsingen van omlopen, als je ze op voorhand kan herkennen, zijn goede gelegenheden om een aanval in te zetten. Let op, je tegenstander weet dit ook.

nachtloper Tactiek bij nacht-O: in het donker beperkt het gezichtsveld zich tot de lichtbundel van de hoofdlamp. Daarom worden veel terreinkenmerken, die men bij dag automatisch zou opmerken, ’s nachts niet opgemerkt. Het “kaartwerk” moet zich daarom beperken tot enkele duidelijke merkpunten. De terreinkenmerken die je bij dag reeds moeilijk opmerkt (bv. inzinkingen) zijn ’s nachts onzichtbaar als je niet actief zoekt. Het snelheidsverschil tussen het lopen over paden en dwars door het terrein is ’s nachts nog veel groter dan overdag. Het loont dus de moeite om omwegen te zoeken via paden en wegen.

De posten zijn voorzien van reflecterend materiaal en zijn daarom soms beter zichtbaar dan bij dag. In de nabijheid van de post is het aangeraden het terrein te “overlopen” met je hoofdlamp.

Een wedstrijd lopen om te winnen

Tactiek bij meerdaagse wedstrijden: in een meerdaagse wedstrijd telt vooral het eindklassement. Een goed eindklassement vereist een “regelmatig” klassement per wedstrijddag. Dit wil zeggen dat de wedstrijd gebaseerd moet zijn op veilige technieken (wegkeuzes) en op een goede verdeling van je krachten.

Je moet in geen geval opgeven na een slecht begin, je moet je wedstrijd verderzetten en opvatten als een training en je krachten doseren voor de volgende etappe(s). Men kan inderdaad meer tijd verliezen in EEN enkele etappe dan men kan goedmaken door meerdere etappes te winnen.

Een laatste wedstrijddag met jachtstart (je start dus zoveel seconden/minuten voor of achter de andere lopers als je staat in de stand van de algemene rangschikking) heeft vanuit tactisch oogpunt eisen die identiek zijn aan een aflossingswedstrijd (met dezelfde omlopen). Het is juist in deze wedstrijd dat je in het stof zal bijten als je je krachten niet gespaard hebt de voorbije dagen.

Tactiek bij sprintwedstrijden: concentratie en zelfvertrouwen zijn essentieel in een sprint. Contacten met andere deelnemers komen vaak voor. De posten staan dicht bij elkaar, zowel die van jouw omloop als de posten van andere omlopen (in de buurt van jouw post). Je moet dus met vertrouwen naar de posten lopen en zeker niet naar de andere deelnemers kijken.

Komt een snellere loper bij je, pik dan aan. Haal je een andere loper in, negeer hem. Verspil geen tijd met te proberen een andere loper kwijt te raken, het zou je wel eens kostbare tijd kunnen kosten en die is er niet in een sprint. Je mag je concentratie niet verliezen.

De stress is hoger bij een sprint. Je weet immers dat de kleinste fout, die niet onmiddellijk hersteld kan worden, fataal is. Het kan dus voorkomen dat je snel je pedalen verliest (kan dit bij O-lopen?) na een klein probleem. Uiterste concentratie en zelfvertrouwen moeten je dit helpen voorkomen. Blijf goed je kaart oriënteren, de richtingsveranderingen volgen elkaar immers snel op, en werk vooruit. Sprintwedstrijden worden in België meestal in verstedelijkt gebied gelopen waar de wegkeuze enorm belangrijk is omdat doorgangen (poorten in omheiningen of muren, winkelgalerijen, …) vaak de snelste weg bepalen en je deze op voorhand moet kunnen opsporen.

Ook hier geldt dat je moet werken aan een aangepaste snelheid. Als je niet gewoon bent aan hoge snelheid de kaart te lezen moet je dit op voorhand oefenen. Het is niet het moment om dit tijdens een sprint uit te proberen.

wegwijzer Ziezo, heel wat extra tips en overwegingen die je kunnen helpen om je prestaties te verbeteren.

Een laatste nog: Laat je niet misleiden in het bos ...