Principes van een goede baanlegging

start Baanlegging voor O-lopen is een logisch vervolg op het technisch gedeelte. Het komt misschien op het laatste van het boek maar is o zo belangrijk. Baanlegging is het startpunt!

De frustratie is vaak groot wanneer je merkt dat de mogelijkheden tot het leggen van uitdagende omlopen niet benut worden, vooral als de kaart die mogelijkheden biedt. In de plaats daarvan wordt de loper van merkpunt naar merkpunt “geleid” (want hij of zij zou toch maar eens verloren kunnen lopen …). Het doel van dit hoofdstuk is de kenmerken van goede baanlegging op te sommen met tal van voorbeelden.

Het is niet voor iedereen weggelegd om banen te leggen. Je moet de technieken kennen die een goede oriënteerder kan gebruiken om te weten hoe je het hem moeilijk kan maken. Je mag niet verwachten van een beginnend oriënteerder dat hij banen gaat leggen voor een ervaren oriënteerder. Hij zal terugvallen op zijn kennis en de omlopen leggen in functie van zijn mogelijkheden, voornamelijk langs paden. Maak dus niet de fout een onervaren loper de banen te laten leggen voor een wedstrijd zonder hem daarbij te helpen en te begeleiden.

Goede banen leggen vraagt tijd en eist het nodige denkwerk. Het vaak herbeginnen van stukken van een omloop en het sluiten van compromissen hoort er ook bij. Banen worden ook best nagekeken door een andere loper die de mogelijk zwakkere delen eruit kan halen. Na het voorbereidend werk komt er dan nog het nakijken van de banen op het terrein bij, het plaatsen van “prébalises” en eventueel het aanpassen van de kaart als er veranderingen zijn. Kortom, er komt heel wat bij kijken. Naarmate de wedstrijd nadert, voel je de spanning stijgen. De laatste momenten kunnen zenuwslopend zijn.

balise De voldoening komt er de dag van de wedstrijd, als de lopers tevreden zijn (of ontevreden omdat ze een fout hebben gemaakt), als de discussies over de beste volgweg hoog oplaaien, als de tijden ver uit elkaar liggen. Moe maar voldaan kan je die avond dan genieten van een goede nachtrust. Vergeet natuurlijk niet eerst de posten op te halen.

Principes van een goede baanlegging

kaartje Oriëntatielopen is een unieke sport en de verschillende aspecten, eigen aan de sport, zouden maximaal aan bod moeten komen bij het uitstippelen van omlopen: accuraat kaartlezen, afwegen van wegkeuzes, gebruik van het kompas, concentratie onder stress, snel beslissingen nemen, lopen in een natuurlijke omgeving, enz. Je kan ervan uitgaan dat het loopelement automatisch getest zal worden. De taak van de baanlegger bestaat erin de plaatsing van elke post te overwegen zodat de technische- en kaartleesvaardigheden van de deelnemers getest worden.

uitroepteken Voor je kan beginnen met baanleggen moet je natuurlijk zelf de technieken, die een oriënteerder kan toepassen, kennen en je moet ook weten welke de moeilijkheden zijn op vlak van wegkeuze en het vinden van de post.

De algemene principes voor het banen leggen zijn hernomen in bijlage B van het IOF-wedstrijdreglement, maar die blijven relatief theoretisch. Daarom vind je in dit hoofdstuk de voornaamste richtlijnen met praktische voorbeelden.

De post moet bereikbaar zijn: je moet rekening houden met de leeftijdscategorieën. Is de post bestemd voor jeugdige lopers of beginnelingen, dan moet deze op of vlak naast een weg of een groot merkpunt staan en liefst nog in een gebied met weinig details. Is de post voor ervaren lopers, dan mag de post in een gebied van fijnoriënteren staan. Natuurlijk moet je voorkomen posten te plaatsen op gevaarlijke plaatsen zoals rotswanden of rivieroevers.

Ook moet je erop letten geen gevaarlijke situaties tussen de posten te leggen. Stukken die de deelnemers aanmoedigen verboden of gevaarlijke gebieden te betreden, moeten vermeden worden. Misschien kunnen onderstaande tekeningen duidelijkheid brengen.

grap 1 grap 2
grap 3 grap 4

Principes van een goede baanlegging

Het aantal posten: hoeveel posten er op een omloop voorzien moeten worden, ligt niet vast. Wel moet elke post een bepaald doel hebben:

  • Het hoofddoel van een post is voor een "goed been" te zorgen dat veel kaartlezen vraagt en wegkeuzes biedt.
  • Een post kan ook noodzakelijk zijn om een startpunt te krijgen voor het daarop volgende stuk dat daardoor moeilijker wordt (verbindingspost).
  • Een post kan ook een sturende of opvangende rol hebben om bv. in een beginnelingenomloop de deelnemers een gevoel van zekerheid te geven of om de deelnemers door een gevaarlijk of verboden gebied te loodsen.
  • Een post kan ook gebruikt worden om scherpe hoeken te vermijden (omleidende post).

Posten moeten bij duidelijke merkpunten staan: controleposten moeten altijd geplaatst worden bij merkpunten die getekend zijn op de kaart. Merkpunten die per definitie "vaag" zijn zoals een slecht zichtbaar weggetje, een vage begroeiingsgrens (zonder zwarte puntjes), zoals op de linkerkaart, mogen niet gebruikt worden.

kaart 1 kaart 2

posten Posten in elkaars buurt: controleposten moeten in elk geval minstens 30 meter uit elkaar staan.

Controleposten mogen enkel op minder dan 60 meter van elkaar worden geplaatst wanneer hun terreinkenmerken duidelijk verschillend zijn, zowel op de kaart als op het terrein.

posten Controleposten moeten dus minstens 60 meter van elkaar staan als ze dezelfde terreinkenmerken hebben, dus wanneer ze aan een identiek merkpunt staan.

Principes van een goede baanlegging

Wegkeuze: zorg dat er meerdere volgwegen zijn tussen twee opeenvolgende posten. Probeer ook gevarieerde omlopen aan te bieden door afwisseling in de drie T's te brengen: Terrein, Techniek en Tempo:

Terrein:

  • Vlakke stroken versus duin- of heuvelachtige gebieden.
  • Weinig gedetailleerde zones versus detailrijke zones.
  • Zones met goede zichtbaarheid versus zones met dichtere begroeiing.

Techniek:

  • De te gebruiken techniek verandert automatisch naarmate het terrein meer gedetailleerd is.
  • Ruw oriënteren versus fijn oriënteren.
  • Lopen op de naald versus kompaslopen op een exacte richting.

Tempo:

  • Het tempo verandert automatisch met het type terrein en de toe te passen techniek
  • Lange benen versus korte stukken, dus variatie in lengte.
  • Richtingsveranderingen in opeenvolgende stukken.
  • Gemakkelijk lopende kaartleesstukken (veel wegen) versus moeilijke kaartleesstukken.

Hieronder twee omlopen. Het linkse voorbeeld is geschikt voor beginnelingen. Voor gevorderde oriënteerders is het noodzakelijk veel variatie in richting en afstand tussen de posten in te lassen zoals in het rechtse voorbeeld.

omloop 1 omloop 2

uitroepteken Géén enkele wegkeuze mag een voor- of nadeel opleveren voor een deelnemer door een probleem, een terreinverandering, een hindernis, enz. die de loper niet kon voorzien bij zijn wegkeuze op de kaart.

Het is beter een wedstrijd te organiseren met enkele goede stukken, verbonden met enkele verbindingsposten dan een wedstrijd te hebben met een groot aantal gelijkaardige maar minder moeilijke stukken. Het is primordiaal de lopers verschillende mogelijke volgwegen aan te bieden tussen de posten. Hoe meer aangeboden keuzemogelijkheden, hoe meer de lopers verschillende wegen zullen volgen en hoe kleiner de kans is dat zich groepjes zullen vormen. De deelnemers zouden zich maximaal moeten concentreren op het kaartlezen tijdens de wedstrijd. Stukken waar geen aandacht moet geschonken worden aan het navigeren moeten vermeden worden.

Principes van een goede baanlegging

posten Moeilijke en gemakkelijke plaatsing van de posten: posten op lijnmerkpunten zijn gemakkelijker dan posten die ver van lijnmerkpunten liggen.

Hoe verder de post geplaatst is van een goed aanvalspunt, hoe moeilijker. Bovendien zijn posten (aanvalspunten) in het reliëf automatisch moeilijker dan posten in gebieden met weinig details (op voorwaarde natuurlijk dat het géén geluksposten worden).

Zie voorbeelden: links de gemakkelijkste posten, rechts de moeilijkste.

voorbeeld 1 Is er een duidelijke stoplijn? Een post vóór de stoplijn is altijd moeilijker dan een post achter de stoplijn. Ook een stoplijn op minder dan 100 meter achter de post maakt de post eenvoudiger.

In het rechtervoorbeeld is de weg (rode pijltjes) een stoplijn voor post 3. De loper hoeft tot daar géén kaart te lezen. Het is dus beter een post te voorzien voor de stoplijn. Hieronder vraagt de post voor het moeras nauwkeurig kaartlezen terwijl de post erachter gemakkelijker te vinden is door de hulp van dit moeras.

voorbeeld 2

posten aan inlopers Wil je de post in een gebied van fijnoriëntering plaatsen, dan is ook de richting vanwaar de lopers komen van belang. Dezelfde post kan gemakkelijk zijn uit de ene richting maar moeilijk uit de andere.

Zo zijn bv. inlopers moeilijker te vinden van boven af dus aan de andere kant van de heuvel dan van waar de loper komt. De groene pijlen geven de goede (moeilijke) richting aan, de rode pijlen de gemakkelijke richting.

Principes van een goede baanlegging

voorbeeld Tracht parallelfouten uit te lokken door posten te plaatsen in zones met veel gelijkaardige kenmerken. De richting van waaruit men komt speelt hier natuurlijk ook een rol.

voorbeeld Volgwegen langs lijnmerkpunten zijn gemakkelijker dan volgwegen langs opvangmerkpunten (ruw oriënteren).

De gemakkelijkste wegkeuze langs lijnmerkpunten zou niet de snelste volgweg mogen zijn tussen 2 posten.

voorbeeld Het streefdoel moet zijn dat de snelste weg tussen de posten deze is die het meeste kaartlezen en technische vaardigheden vraagt. De loper die in dit voorbeeld naar het pad zou lopen zou trager moeten zijn dan diegene die de andere mogelijke volgwegen kiest.

voorbeeld voorbeeld Een kort been heeft meestal slechts één wegkeuze. Het zou dan voldoende moeilijk moeten zijn om de betere kaartlezers te bevoordelen.

In het linkervoorbeeld heeft post 30 géén nut, er is geen wegkeuze en er is bovendien geen richtingsverandering naar post 31. In het rechtervoorbeeld is post 3 wel moeilijk en moet er geörienteerd worden. Het pad ten westen van post 2 en 3 biedt een alternatieve wegkeuze.

Principes van een goede baanlegging

voorbeeld Vermijd korte benen in zones met weinig merkpunten. Er is dan géén wegkeuzeprobleem meer. Een lang been doorheen deze zone kan een oplossing bieden.

In dit voorbeeld zorgen de benen van post 5 naar 6 en van 10 naar 11 voor een overbrugging in weinig gedetailleerde gebieden naar een zone van fijn oriënteren.

voorbeeld Vermijd lange benen in het gedetailleerdste stuk van de kaart waar de technische vaardigheden van de deelnemers op de proef kunnen gesteld worden. Dwing de lopers tot fijn oriënteren.

Het zou jammer zijn de lopers in deze zone bv. van post 12 naar 17 te doen lopen.

voorbeeld voorbeeld Benen op hellingen worden het best met de helling mee (op de hoogte blijven) of schuin gelegd (linker kaartje). Een stuk recht de berg op is eerder een fysieke test. Een stuk recht de berg af kan het element geluk doen spelen, zeker in een weinig gedetailleerd gebied. Niemand kan zijn exact hoogteverlies inschatten (rechterkaartje).

Principes van een goede baanlegging

In gebieden met veel paden zal het voor een loper altijd mogelijk zijn deze te volgen. Probeer de banen dan zodanig te leggen dat de beste wegkeuze niet in het oog springt. Laat de lopers de paden kruisen (verhoogde kans op een 90°-fout) en bied mogelijkheden tot doorsteken (verhoogde kans op een parallel-fout).

Onderstaande kaart geeft twee mogelijke omlopen in hetzelfde terrein weer. De paarse omloop biedt weinig wegkeuze en moedigt het volgen van paden aan. De rode omloop is veel moeilijker omdat de paden gekruist worden en er niet onmiddellijk een "beste wegkeuze" in het oog springt.

Voorbeeld

voorbeeld Verloren stukken: een stuk is volledig verloren als het geen kaartlezen meer vraagt. Dit kan zijn omdat het te gemakkelijk is en het dus alleen maar uit lopen bestaat of wanneer het te zoeken merkpunt of de post van te ver zichtbaar is zoals bv. een merkwaardige boom in een open terrein. De loper kijkt aan zijn post één keer in de richting van de volgende post en ziet de boom al vanop honderden meters. Dit is absoluut te voorkomen.

Opmerking: je hebt natuurlijk ook verloren stukken wanneer de post geplaatst is vlak na een grote stoplijn of opvangmerkpunt (zie moeilijke en gemakkelijke plaatsing van de posten).

Principes van een goede baanlegging

Ruggen: Let op met het vormen van “ruggen”. Dit is een zodanige plaatsing van de posten waarbij de lopers die naar een post lopen de lopers kunnen tegenkomen die van de post komen (zie voorbeeld op linkse kaartje). Meestal kan dit op een eenvoudige manier verholpen worden zoals je kan zien op de andere kaartjes.

plaatsing post 1 plaatsing post 2 plaatsing post 3

extra post scherpe hoek Scherpe hoeken vergroten de kans op de vorming van ruggen. Extra verbindingsposten kunnen dit probleem oplossen.

voorbeeld Ook de aard van het terrein speelt mee in het creëren van deze ruggen, hoofdzakelijk door de aanwezigheid van hindernissen (rivieren, ondoordringbaar bos, heuvels, enz.). Hier is de hoek tussen de posten theoretisch in orde. De kans is echter groot dat de lopers de vallei in zullen lopen naar de post maar ook dezelfde weg zullen kiezen uit de vallei op weg naar de volgende post. Op die manier helpen ze weer de andere lopers.

voorbeeld Hou ook rekening met de tactische wegkeuzemogelijkheden. Een loper kan bewust een andere volgweg kiezen om lopers tegen te komen die van een post komen, op weg naar de volgende, waardoor de post eenvoudiger wordt.

Moet hij in dit voorbeeld van 3 naar A, dan kan hij eventueel iemand tegenkomen door een noordelijke route te nemen i.p.v. rechtdoor of af te wijken naar het zuiden. Als hij naar B moet kan hij deze tactiek niet toepassen want hij zal de lopers niet tegenkomen.

Principes van een goede baanlegging

voorbeeld voorbeeld Verplichte doorgangen: soms kan het nodig zijn om de lopers te leiden door een gevaarlijke zone of hen te verplichten een bepaalde doorgang te nemen. Dit kan door een verplichte doorgang op de kaart aan te duiden of door twee posten te verbinden met lintjes.

voorbeeld voorbeeld Let echter goed op dat je de loper niet in verleiding brengt om toch door een verboden gebied te lopen. Dit is zeker het geval voor een onduidelijk afgebakend gebied bv. een paars gearceerd veld (en dus verboden er over te lopen). De kans dat er toch een loper over het veld loopt, is reëel als hij er winst mee kan halen. Je doet er dan ook best aan te zorgen dat geen enkele loper voordeel zou kunnen halen uit de situatie en dit door een goede plaatsing van de posten in de buurt van de verplichte doorgang.

In het linkervoorbeeld moet de loper een grote omweg maken en is de verleiding groot om door het verboden gebied te lopen. In het rechtervoorbeeld is deze kans klein omdat de beste volgweg via de verplichte doorgang loopt. Bovendien is het een kort verbindingsstuk naar de doorgang.

voorbeeld Je kan het probleem ook veel eenvoudiger oplossen als de doorgang goed zichtbaar is: plaats er gewoon een post.

Het principe van de loper niet in verleiding te brengen kan je ook toepassen op andere verboden gebieden. Ook al staat er een draad rond een verboden gebied, een loper zou er eventueel toch nog kunnen doorlopen.

In het linkervoorbeeld is er op het eerste zicht weinig winst te halen voor een loper die bewust door het verboden gebied zou lopen. Dit is ook zo maar het zou nog kunnen dat de lopers die een fout maken en de eerste weg nemen, besluiten om de fout te beperken en toch door de verboden zone lopen. Ook dit probleem kan zeer eenvoudig opgelost worden door post 3 een beetje te verleggen zoals in het rechterkaartje.

plaatsing post 3 laag plaatsing post 3 hoog

Principes van een goede baanlegging

schets Posten bij geïsoleerde merkpunten: in een gebied met weinig of geen merkpunten, waar er dus geen hulp is van de kaart, kan je de deelnemers op kompas doen lopen om de posten te vinden. MAAR, niemand kan een exacte richting aanhouden over een langere afstand. Een fout van 5 tot 10% wordt als normaal aanzien.

Om te voorkomen dat geluk een beslissende rol zou hebben in het vinden van de post zou er een opvangmerkpunt moeten zijn met een breedte van minstens 10% van de lengte van het kompasstuk.

voorbeeld Omdat bepaalde merkpunten zoals putten, stenen, enz. zelden een groot opvangmerkpunt hebben, kan het probleem opgelost worden door ervoor te zorgen dat de post vanuit alle richtingen zichtbaar is vanop 10% van de lengte van het kompasstuk bv. vanop 30 meter na 300 meter kompaslopen.

voorbeeld Opmerking: het is géén enkel probleem een put (of een ander merkpunt) te gebruiken als er andere merkpunten in de buurt zijn die de loper toelaten de post te vinden mits ze een geschikte techniek toepassen.

voorbeeld De eerste post: de deelnemers mogen vanaf de start geconfronteerd worden met kaartleesproblemen. Het eerste stuk zou echter niet te moeilijk mogen zijn, noch technisch, noch fysiek. De deelnemer zou de gelegenheid moeten krijgen om te wennen aan de kaart en de keuze moeten hebben via een omweg de post gemakkelijk te vinden.

Moeilijke eerste posten kunnen ervoor zorgen dat er zich groepjes vormen vanaf de eerste post en dit is te voorkomen.

Het is ook belangrijk om verscheidene eerste posten te voorzien, één per omloop is ideaal. Als bepaalde reeksen dezelfde eerste post hebben, kunnen de deelnemers elkaar mogelijk helpen en kan geluk (samen te starten met een goede loper) zorgen voor tijdswinst.

Principes van een goede baanlegging

De start: de start mag op een behoorlijke afstand liggen van het competitiecentrum. Twee kilometer wordt wel aanzien als het maximum voor jongere en oudere deelnemers. Het is vaak beter dat de deelnemers een eind moeten wandelen (lopen) naar de start in plaats van de eerste kilometer van de omloop in een weinig uitdagend terrein te moeten afleggen.

start Het startpunt op de kaart (de driehoek) moet altijd een duidelijk merkpunt zijn dat goed herkenbaar is op de kaart. De start moet op het terrein altijd aangeduid worden met een vlaggetje. De zone van de start moet zo gekozen zijn dat de deelnemers zich kunnen opwarmen maar dat ze de wegkeuzes die gemaakt worden door de startende lopers niet kunnen zien. Hiertoe kan gebruik gemaakt worden van een voorstart waar de deelnemer zijn kaart krijgt (en zijn tijd begint te lopen). De volgweg van de voorstart tot aan de startdriehoek dient gemarkeerd te zijn.

Het is een feit dat de loper na zijn vertrek zo snel mogelijk zijn eerste post wil bereiken. Als de baanlegger de zekerheid wil dat men tot aan de startbalise loopt moet dit door de baanlegger duidelijk aangegeven worden door een doorgang te maken met een "volledig" lint gespannen aan beide zijden. Een loper kan niet gestraft worden wanneer hij/zij direct naar het eerste controlepunt loopt zonder aan de startbalise te passeren als deze niet duidelijk is aangegeven.

voorstart Als baanlegger kan je dit probleem voorkomen door de start en de richting naar de eerste post zo te leggen dat het vanzelfsprekend is dat de deelnemers langs de startbalise passeren.

In dit voorbeeld zijn de posten met een paarse lijn goede eerste posten ten opzichte van de start en de voorstart (driehoek in stippellijn). De 2 onderste posten rechts zijn slechte eerste posten. De verleiding is te groot om niet aan de start te passeren. De andere posten zijn twijfelgevallen.

aankomst De aankomst: de laatste post mag eenvoudig zijn. Vanaf die post worden meestal lintjes gehangen tot aan de aankomst. Deze afstand zal kort zijn omdat er géén kaartlezen voor nodig is. De aankomst ligt bij voorkeur vlak bij het competitiecentrum.

Principes van een goede baanlegging

Geluk voorkomen: de factor geluk mag de uitslag van een wedstrijd niet bepalen. De baanlegger moet er voor zorgen dat de omstandigheden voor alle lopers over de volledige omloop hetzelfde zijn en dat de wedstrijd de kaartleescapaciteiten van de deelnemers test.

voorbeeld Laat voor verschillende omlopen de posten steeds vanuit dezelfde richting aanvallen. Een loper heeft misschien een moeilijke post, ver van een aanvalspunt. Maar, een andere loper van een andere reeks heeft dezelfde post, komende uit een andere richting waar hij wel een goed aanvalspunt heeft. Weer bestaat de kans dat deze laatste loper de eerste loper de post zal tonen.

Deze posten zijn uit de paarse richting komende veel moeilijker dan uit de groene richting.

voorbeeld Laat de omlopen in dezelfde richting draaien. Omlopen die bepaalde posten in de tegenovergestelde richting aandoen laten toe dat de lopers van deze verschillende omlopen elkaar ongewild kunnen helpen. De loper die het geluk heeft iemand aan de post of net van de post te zien weglopen kan hierbij tijd winnen. Tussen de twee posten kan een loper zich eventueel corrigeren doordat hij een andere loper in de omgekeerde richting ziet lopen.

Als je moeilijke posten voorziet voor de langere omlopen, dan mag je die post niet gebruiken voor de lagere reeksen. De kans ( = geluksfactor) is dan groot dat sommige lopers de post gemakkelijker zullen vinden doordat ze een deelnemer zien staan aan de post. Jongere, oudere en/of minder ervaren oriënteerders staan vaak even stil aan de post vooraleer ze naar de volgende post vertrekken.

uitroepteken Een wedstrijd moet beslist worden tussen de posten, niet op de post.

Het plaatsen van posten in een doolhof van onleesbare details, in het donkergroen of bij geïsoleerde merkpunten in een merkpuntenloze zone, moet vermeden worden omdat het geluksposten worden. Posten worden niet technisch moeilijker omdat ze verstopt worden. Posten die in donkergroene zones geplaatst worden, moeten goede aanvalspunten of andere merkpunten hebben die toelaten de exacte positie van de post te bepalen bij beperkte zichtbaarheid.

In een zeer open bos plaatst men de vlaggetjes best vrij hoog opdat iedereen de post gemakkelijk zou vinden. Als je dit niet doet, loop je de kans dat sommige lopers hun voorganger van zeer ver de post zien “knijpen” en daaruit voordeel zouden halen wat natuurlijk te voorkomen is.

Principes van een goede baanlegging

Controle op het terrein: na het uitstippelen van de omlopen is een verkenning van de posten en hun omgeving, in het terrein, noodzakelijk.

foto

  • Maak een kaart met alle posten en geef ze controlenummers. Zorg ervoor dat posten met nummers die tot verwarring kunnen leiden niet in elkaars buurt staan bv. 86, 68 of 96, 69 of 66 en 99.
  • Maak een (voorlopige) postenbeschrijving.
  • Markeer de juiste locatie van de posten bv. met een paaltje of een lint met het controlenummer. Pas eventueel de postenbeschrijving aan.
  • Als je moeilijkheden hebt om het merkpunt waar je de post wil zetten in het terrein te herkennen, of indien je twijfelt aan de kaart (nauwkeurigheid van tekenen), dan is het beter dit merkpunt NIET te gebruiken en de omloop aan te passen.
  • Noteer opvallende veranderingen aan het terrein terwijl je de posten controleert. Deze aanpassingen kunnen eventueel uitgehangen worden bij de start maar beter nog is het deze aanpassingen door te voeren op de kaart.

voorbeeld De omgeving van de posten moet zeer goed getekend zijn op de kaart en de afstand moet vanuit alle richtingen kloppen. Een post plaatsen, zoals in dit voorbeeld, op de hoek van een beek, in een wit bos dat gekapt is, mag niet.

Plaatsing en zichtbaarheid van de posten: het wedstrijdreglement van de IOF zegt dat de post zichtbaar moet zijn als de loper het merkpunt en de door de postenbeschrijving aangegeven positie ziet. Hier staat natuurlijk geen afstand op van hoever de post zichtbaar zou moeten zijn. De post mag natuurlijk “achter” het te zoeken merkpunt geplaatst worden (in tegenovergestelde richting van waar de loper komt). De ideale plaatsing van het vlaggetje is zo dat de loper eerst het merkpunt ziet en dan pas het vlaggetje.

voorbeeld De locatie van de controlepost en de plaatsing van de vlaggetje moeten zo gekozen zijn dat wanneer iemand zijn EMIT inlegt, hij hierdoor geen merkelijk voordeel oplevert voor iemand anders.

Principes van een goede baanlegging

Omlopen voor beginnelingen: het vooropgestelde doel voor beginnelingen is een omloop kunnen afleggen waaraan ze plezier beleven zodat ze niet ontgoocheld of ontmoedigd worden, maar aangespoord en gestimuleerd worden om terug komen. Ver verloren lopen is het ergste wat hen kan overkomen. De zone waarin de omloop gelegd wordt, zou ideaal gezien afgebakend moeten zijn met zeer duidelijke lijnmerkpunten zoals grote wegen, rivieren, omheiningen, enz. zodat de deelnemers het risico niet lopen te ver verkeerd te lopen. De omlopen kunnen nooit te gemakkelijk zijn en ze moeten de zekerheid bieden dat de deelnemers met succes de omloop kunnen afleggen.

Voornaamste principes voor zeer gemakkelijke omlopen:

voorbeeld foto jongen

  • De omloop wordt gelegd langs grote duidelijke lijnmerkpunten,
  • bij voorkeur enkel wegen en paden. De regel is dat de posten met de fiets moeten geplaatst kunnen worden.
  • Een controlepost zal voorzien worden op elke plaats waar de deelnemer moet draaien (op elk beslissingspunt).
  • Laat de benen niet kruisen. Dit werkt verwarrend.
  • Maak korte benen tussen de posten. Wees niet bang om veel posten te voorzien.
  • Plaats géén posten in gebieden die om fijn oriënteren vragen. Vermijd heuvelachtig terrein, hoogtelijnen zijn niet weggelegd voor beginnelingen.
  • Het gebruik van het kompas dient beperkt te worden tot het oriënteren van de kaart. Het nemen van een richting met het kompas mag niet nodig zijn.
  • Geef een postenbeschrijving onder tekstvorm.
  • Verstop de posten niet. Plaats ze daarentegen duidelijk, hoog en van ver zichtbaar.

Voornaamste principes voor gemakkelijke omlopen:

voorbeeld voorbeeld

  • De omloop wordt gelegd langs duidelijke lijnmerkpunten doch het is niet noodzakelijk een post te voorzien op elke plaats waar de deelnemer moet draaien (beslissingspunten overslaan).
  • De mogelijkheid wordt geboden andere lijnmerkpunten dan paden te volgen.
  • Het moet mogelijk zijn hoeken af te snijden of door te steken. Terreinen met dichte grondbegroeiing dienen vermeden te worden. Goede zichtbaarheid en doorloopbaarheid zijn noodzakelijk.
  • De posten moeten zichtbaar zijn vanuit de richting dat de deelnemer komt.
  • Plaats géén posten in gebieden die om fijn oriënteren vragen. Vermijd heuvelachtig terrein, hoogtelijnen zijn niet weggelegd voor beginnelingen.
  • Het gebruik van het kompas dient beperkt te worden tot het oriënteren van de kaart. Het nemen van een richting met het kompas mag niet nodig zijn.
  • De posten worden best geplaatst op lijnmerkpunten. Duidelijke merkpunten op minder dan 25 meter van een lijnmerkpunt kunnen ook gebruikt worden om een controlepost te plaatsen. Kleine merkpunten op een lijnmerkpunt zijn eveneens geschikt als controlepost.

Principes van een goede baanlegging

GOEDE EN SLECHTE PLAATSING VAN POSTEN VOOR EENVOUDIGE OMLOPEN

goed en fout

Principes van een goede baanlegging

Voorbeelden: op deze en de volgende pagina's worden enkele voorbeelden gegeven over het opvoeren van de moeilijkheidsgraad van de omlopen, hieronder weergegeven in een klassiek terrein met veel paden. De eenvoudige omlopen laten het volgen van paden toe. Het moeilijker maken van de omlopen en het zorgen voor een wegkeuze moet voornamelijk gebeuren door de omloop de paden te laten kruisen en de posten zo ver mogelijk verwijderd van de paden te leggen bij kleine merkpunten.

voorbeeld 1a voorbeeld 1b
voorbeeld 1c voorbeeld 1d

Principes van een goede baanlegging

Dit is een voorbeeld van een recreatiedomein met veel wegeltjes en paden en enkele duinen. Het bos is eerder open en laat doorsteken gemakkelijk toe. Hier kan de omloop opnieuw moeilijker gemaakt worden door de paden zoveel mogelijk te kruisen. De moeilijkste posten kunnen geplaatst worden waar de wegeltjes het dichtst bij elkaar liggen. Vermits er behoorlijk wat verplichte doorgangen zijn (poorten) is het van belang de eenvoudige omlopen goed te leiden.

voorbeeld 2a voorbeeld 2b
voorbeeld 2c voorbeeld 2d

Principes van een goede baanlegging

Hoe moeilijker het terrein, hoe eenvoudiger het is om moeilijke banen te leggen. Hoe verder de posten van lijnmerkpunten liggen, hoe moeilijker de omloop wordt voor de loper. Bovendien zijn posten in het fijn reliëf altijd moeilijk. Hier dient vermeden te worden de posten te dicht bij elkaar te leggen. Er zijn zeer veel geschikte plaatsen voor het plaatsen van moeilijke posten, maar ze allemaal willen gebruiken heeft géén zin. De posten zouden te dicht bij elkaar komen te staan zodat het element wegkeuze zou wegvallen. Hier dient extra aandacht geschonken te worden aan de eenvoudige omlopen. Plaats zeker geen posten in het reliëf voor de beginnelingen.

voorbeeld 3a voorbeeld 3b
voorbeeld 3c voorbeeld 3d