|
Hoe werkt het? Een aflossingsvorm voor ploegen van drie lopers. Elke loper dient twee omlopen af te leggen (zie schema hierboven). Twee lopers van elke ploeg vertrekken samen in een massastart, loper 1 op omloop 1, loper 2 op omloop 2. De eerste loper die terugkomt geeft zijn kaart aan loper 3 (in dit voorbeeld loper 1, loper 3 vertrekt op omloop 1). Deze loper wacht dan op de aankomst van de tweede loper die hij aflost om aan zijn tweede omloop te beginnen. Als loper 3 terugkeert geeft hij zijn kaart weer door aan de wachtende loper enz. Zodra een loper zijn twee omlopen gedaan heeft is hij klaar. De oefening eindigt als de laatste loper van de ploeg (normaal loper 3) aankomt.
Doel van de training? De stress van een aflossing simuleren.
Voorbereiding? Stippel twee niet al te lange omlopen uit. Elke loper moet immers twee keer lopen. De moeilijkheidsgraad kan aangepast worden aan de groep. Om volgen te verminderen kan voor elke omloop gebruik gemaakt worden van een typische aflossingsvorm bv. Motala op de omlopen te doen splitsen.
Hoe aanpassen voor jongeren? Doe de oefening in een eenvoudig terrein.
Hoe moeilijker maken? Eventueel kan één omloop bv. op een oro-hydro kaart moeten afgelegd worden.
Wie wint? De ploeg waarvan de drie lopers als eerste terug zijn.
Besluit? Een aflossing waarbij er voortdurend twee ploegleden aan het lopen zijn. Dit heeft als voordeel dat de wachttijden beperkt worden, alsook de totale duur van de oefening.
|