|
Hoe werkt het? Een aflossingsvorm voor ploegen van vijf lopers. De training vangt aan met een massastart in het centrum. De lopers 2 t.e.m. 5 lopen langzaam naar hun aflossingspunt, respectievelijk B, C, D en A. Loper 1 loopt naar A en vervolgens naar B. Daar wordt hij afgelost door de tweede loper die naar C loopt, enz. De kaart moet doorgegeven worden van loper op loper. Als de lopers alle trajecten afgelegd hebben, keren ze terug naar het centrum. De laatste aflossing is deze van loper 5 die eerst naar zijn startpost (D) loopt en vervolgens naar de aankomst.
Doel van de training? De stress van een aflossingswedstrijd simuleren. Het wachten op de andere loper, de aflossing, een andere loper volgen, gevolgd worden, enz. komen meermaals aan bod. De korte en snelle O-stukken eisen een maximale concentratie.
Voorbereiding? Stel ploegen samen. De ploegen zouden zodanig moeten samengesteld worden dat ze ongeveer van eenzelfde niveau zijn zonder dat de verschillende lopers daarom van een gelijk niveau moeten zijn. Maak dan een oefening in de gegeven vorm. Maak een kaart voor loper 1 met de start/aankomst en de volledige omloop die doorgegeven wordt van loper op loper. De lopers 2 t.e.m. 5 krijgen een kaart met daarop enkel hun respectievelijke eerste post (die ze eventueel aan die post kunnen laten liggen).
Hoe aanpassen voor jongeren? Niet echt geschikt, deze formule is te moeilijk.
Hoe moeilijker maken? De terreinkeuze bepaalt voor het grootste deel de moeilijkheid van de oefening.
Wie wint? De ploeg waarvan loper 5 het eerste terug aan het centrale punt is.
Besluit? Een aflossingswedstrijd van beperkte duur maar met een grote stressfactor doordat elke loper meerdere keren moet lopen. Ideaal om de lopers aan te sporen het uiterste te geven.
|