Radio-oriënteren (Amateur Radio Direction Finding – ARDF) is ontstaan einde jaren 50 in Noord- en Oost-Europa. Radio-amateurisme werd toen aangemoedigd op school als wetenschappelijke en technische activiteit. Met de verspreiding van de oriëntatiesport vanuit Scandinavië is de combinatie, het radio-oriënteren ontstaan. De eerste wereldkampioenschappen werden in 1980 georganiseerd in Cetniewo in Polen en sindsdien om de twee jaar.
Het doel bij radio-oriënteren is radiozenders te vinden in een bebost terrein. Dit niet enkel met behulp van een kaart en een kompas, maar ook met een radio-ontvanger met antenne (die de echte amateurs zelf bouwen). ARDF maakt gebruik van klassieke O-kaarten. Enkel start en aankomst staan aangegeven op de kaart, met eventueel een afbakening van de zone waarin de zenders staan. Vijf radiozenders worden verborgen in het terrein met een standaardpost bij elke zender. Elke zender zendt een eenvoudige Morse code uit gedurende één minuut alvorens stil te gaan waarna de volgende zenders, de één na de ander, hun identificatie één minuut uitzenden. Elke zender is dus een minuut actief en dan vier minuten stil.
De plaatsbepaling van een verborgen zender wordt bepaald door de richtingen en de aanwijzingen van de signaalsterkte op verschillende plaatsen te nemen. Het gebruik van het kompas om richtingen (azimuts) te nemen en je exacte standplaats op elk moment te kennen zijn onontbeerlijk. Even technisch nu: ARDF zenders werken in een "twee meter VHF-band" of een "tachtig meter HF- band". Elke band vereist verschillende ontvangstapparatuur en antennes. Voor de tachtig meter band is een eenvoudige maar nogal grote antenne nodig. Het is vrij eenvoudig een nauwkeurige richting te bepalen.
De twee meter band vereist een complexere uitrusting maar dit kan met een veel compactere antenne. De uitgezonden radiosignalen
in deze band worden sterker beïnvloed door het terrein. De deelnemers moeten leren het onderscheid te maken tussen
de bron van het radiosignaal en de valse signalen door reflectie op heuvels, valleien, gebouwen, omheiningen, enz.
Grote internationale wedstrijden lopen dan ook over twee dagen met een wedstrijd in elke bandbreedte.
In een wedstrijd mag er GEEN zender staan op minder dan 750 meter van de start en op minder dan 400 meter van de
aankomst (of van een andere zender). Een wedstrijd is meestal tussen de 6 à 10 km lang. De deelnemers zijn verdeeld
in reeksen vanaf H/D-20 tot D50-H60. De jongere en oudere reeksen moeten slechts 3 of 4 zenders vinden. Voor
jongeren van minder dan 15 jaar wordt meestal een aangepaste omloop gemaakt. De winnaars zijn diegenen die
die de zenders in de snelste tijd vinden.