Trail-oriëntatie is een variante die
ontwikkeld werd om iedereen de kans te geven, ook mensen met een beperkte mobiliteit, aan een zinvolle
oriëntatiewedstrijd deel te nemen. Rolstoelen of krukken vormen geen belemmering omdat
snelheid GEEN deel uitmaakt van de wedstrijd. De basisvereiste is dus dat paden en wegen toegankelijk moeten zijn
voor alle deelnemers. Het doel is op bepaalde plaatsen in het terrein een situatie te analyseren waarbij er een
reeks posten staan. De kunst is de juiste post (vanop
afstand) te identificeren die weergegeven is op de kaart. Sinds 1994 worden er elk jaar Europese kampioenschappen
georganiseerd. Het eerste wereldkampioenschap had plaats in 2004 in Zweden.
Zoals in een klassieke wedstrijd krijgen de deelnemers aan de start hun kaart met een omloop en posten. Door wegkeuze of via gemarkeerde paden of wegen komen zij aan de posten. Nu ja, in de buurt van de posten want in tegenstelling tot een klassieke wedstrijd moet de deelnemer de post NIET passeren. Beter gezegd, hij mag het pad zelfs niet verlaten. Het zit zo: in Trail-O wordt de deelnemer geleid (over wegen en paden) naar een plaats (beslissingspunt genoemd) vanwaar de post, die net zoals in een klassieke wedstrijd in het terrein staat, zichtbaar is .
De moeilijkheid is nu dat er niet één maar tot vijf vlaggetjes hangen in de nabijheid van de juiste lokatie van de post (op de kaart). Het is ook steeds mogelijk dat GEEN enkel vlaggetje op de juiste plaats staat (wat had je gedacht). Het doel is het juiste vlaggetje aan te kunnen geven dat overeenkomt met het midden van de controlecirkel en dat eveneens voldoet aan de postenbeschrijving (daarom wordt trail-O wel een precisie-O (Pre-O) genoemd).
Opmerking 1: de beslissingspunten worden op het terrein duidelijk aangegeven doch
NIET op de kaart.
Opmerking 2: zich heen en weer bewegen langs het pad is toegelaten maar NIEMAND mag
de posten naderen in het terrein.


De locatie van de vlaggetjes moet duidelijk
onderscheidbaar zijn. De plaatsing van de vlaggetjes aan de post en in de omgeving ervan hangt af van
hoe duidelijk het
merkpunt te onderscheiden is in het terrein. Dit is meestal géén probleem voor duidelijke merkpunten zoals een boom,
een omheining, enz. maar het is moeilijker voor stenen, rotsformaties en reliëfvormen. Hoe duidelijker het begin- en
eindpunt van deze merkpunten, hoe dichter de posten bij elkaar mogen staan. Voor richting gebonden posten bv. O-kant
van een rots moet het vlaggetje op minder dan de breedte van een vlaggetje (30 cm) geplaatst worden van de exacte locatie
op de kaart en volgens de postenbeschrijving.
Bij grotere merkpunten moet men er zorg voor
dragen dat het juiste vlaggetje in de opgegeven richting staat. Er moet een goede afstand gehouden worden tussen de
vlaggetjes om een duidelijk onderscheid mogelijk te maken. Je kan op de tekening zien dat voor de figuren 2 en 4 van
de bovenste rij (alhoewel juist) het beter is het noordelijke of het oostelijk deel te gebruiken voor merkpunten met die
vorm. Hetzelfde geldt voor de figuren 3 en 5 in de onderste rij. Voor deze posten is het beter respectievelijk
het noord-oostelijk deel en het zuid-oostelijk deel te nemen.
Voor rotsen MET duidelijke HOEKEN kunnen de verschillende hoeken en
delen gebruikt worden.
Als de inloper GEEN gelijke vorm heeft, zal enkel de beschrijving inloper-bovenaan gebruikt worden, anders moet de
beschrijving uitloper zijn.
Voor brede inlopers mogen
ook posten geplaatst worden buiten de centrale lijn. De postenbeschrijving moet dan een deel van de inloper zijn.