Het werken in het reliëf en daar zonder problemen de posten vinden is niet eenvoudig. De eerder uitgelegde technieken blijven toepasbaar en worden in de volgende paragrafen nog eens hernomen, ditmaal als mogelijke hulpmiddelen in heuvelachtige gebieden.
Aanvalspunten in het reliëf: Gedaan met kruispunten, hoeken van begroeiingsgrenzen, grachten, enz. als aanvalspunt. Tijd voor het echte werk! Hoe vind je nu een goed aanvalspunt? Tracht om te beginnen het terrein te vereenvoudigen (zie ). Kan je een heuvel vinden die je kan gebruiken? Of misschien een doorgang tussen 2 heuvel(tje)s? De aanvalspunten zijn nu meestal iets minder duidelijk, dus geen hoek van een lijnmerkpunt meer, maar de voet van een heuvel of een doorgang en die kan 20 tot 30 meter breed zijn. Eens temeer moet je nu zeker vertragen en goed kijken in de zone van de post. Dikwijls ben je in de buurt maar zie je de post niet onmiddellijk.
Andere mogelijke aanvalspunten zijn valleien en inlopers. Baanleggers hebben de neiging de post "aan de andere kant van de heuvel" te plaatsen dan de richting van waaruit je komt. Kijk goed of je nergens een inloper ziet aan deze kant van de heuvel. Deze inloper kan je dan leiden naar de post. In dit voorbeeld is de doorgang tussen de 2 toppen het beste aanvalspunt. De post is een steen aan de N-kant van de helling. Je volgt de helling tot aan de doorgang tussen de toppen, dan over de heuvelrug en daarna even bergafwaarts naar de post.
In fijn reliëf zijn er zoveel merkpunten dat het vinden van een goed aanvalspunt niet altijd eenvoudig is. Als er géén open plaatsen, begroeiingsgrenzen, grachten, enz. meer zijn, kunnen topjes of heuveltjes je helpen. Dit blijft prioriteit 1 om naar te zoeken omdat het hoger gelegen punten zijn die je van ver kan zien (zie voorbeeld).
In het andere geval zijn diepe inzinkingen natuurlijk ook goed maar ze zijn iets moeilijker te vinden omdat ze verzonken liggen in het terrein. Ten slotte zijn andere merkpunten in het reliëf bruikbaar (bv. inlopers) maar dan zouden ze uit zeker 2 vlak tegen elkaar gelegen hoogtelijnen moeten bestaan om goed zichtbaar te zijn. Anders loop je het risico lang naar je aanvalspunt te zoeken.
De keuze van een volgweg: In ruw reliëf speelt natuurlijk het voorkomen van klimmen een rol. Hierop wordt
later uitgebreid teruggekomen (zie ). Waar je wel op kan
letten is hoe je een berg oploopt. Zoek steeds de zwakste helling (hoogtelijnen die het verst uit elkaar staan).
Je hebt dan een betere zichtbaarheid dan wanneer de helling heel steil is.
In dit voorbeeld is de helling vanaf A het steilst. Je loopt dus best via het pad tot B en daar de berg op.